top of page

Enkele voorproefjes

Natuurlijk, ook in een islamitische maatschappij was de mate waarin personen met een motorische beperking konden worden geïntegreerd, nog steeds afhankelijk van de beschikbare hulpmiddelen van die tijd. De rolstoel bijvoorbeeld, waarmee een persoon met een beperking zich zelf kon voortbewegen, verscheen pas in de 16e of 17e eeuw in Europa. Daarvoor was de beperkte persoon zeer afhankelijk van derden om ergens naartoe te gaan waardoor zulke personen meestal hun verblijfplaatsen niet konden verlaten om deel te nemen aan de maatschappij. Er zijn dan wel archeologische bewijsstukken gevonden die aantonen dat men in China, in de zesde of vijfde eeuw voor de christelijke jaartelling, een soort van kruiwagens gebruikten om niet alleen mensen van adel, maar soms ook mensen met een motorische beperking, te vervoeren.  Maar omdat dat niet praktisch was, en omdat de persoon in kwestie zich niet zelfstandig kon voortbewegen, is het gemakkelijk in te zien dat dit niet direct leidde tot zijn integratie in de maatschappij. Personen met een beperking werden wel deels geïntegreerd door de sociale aangelegenheden in het huis van die persoon te laten plaatsvinden. Dit wordt binnen de islam ook sterk aangemoedigd.

 

Onze geliefde Profeet zei hierover het volgende:

'Wanneer iemand zijn zieke moslimbroeder (of zuster) bezoekt, is hij bezig met het plukken van de vruchten van het paradijs totdat hij gaat zitten. Wanneer hij gaat zitten, zal hij bedekt worden door de genade (van Allah).

Als het ochtend is, zullen er zeventigduizend engelen smeekbeden voor hem verrichten tot aan de avond. Als het avond is, zullen er zeventigduizend engelen smeekbeden voor hem verrichten tot aan de ochtend.' (Dit is een overlevering van de Profeet die authentiek verklaard is door Imam al-Albaanie. Deze Nederlandse vertaling van deze Hadith is gerealiseerd door Stichting Islam is Mooi.)

 

Dus zelfs als de persoon met een beperking zich niet kon verplaatsen, zorgde het islamitische gedachtegoed er toch voor dat hij zo goed mogelijk kon deelnemen aan de maatschappij.

 

“Dus je rechtervoet is je dominante voet, hé?” Ik knikte. Kapitein Maarten nam een touw en wikkelde die rond de beugel van mijn voetplank. Nadat hij gecontroleerd had of hij de joystick stevig genoeg had vastgebonden, begon hij uit te leggen wat ik moest doen. Het was de bedoeling dat ik de boot op koers hield en hiervoor moest ik varen tussen boeien die per twee telkens een poort vormden. Mijn verantwoordelijkheid was om te zoeken naar de volgende poort door de horizon af te gaan en de boot bij te sturen zodat we tussen de twee boeien voeren. Het zag er gemakkelijk uit, want de Lutgerdina was ongeveer zes meter breed en de breedte van de poorten schatte ik op ongeveer honderd meter, maar doordat de boot groter was dan enig ander voertuig dat ik ooit bediend heb (niet dat ik iets anders heb bestuurd dan een elektrische rolstoel) was het niet zo simpel. De boot ging vanzelf vooruit, en daarom moest ik mij enkel toespitsen op het sturen. De joystick was zeer gevoelig: ik moest met mijn voet kleine tikjes geven. Als ik de joystick te fel bewoog, draaide de zeilboot te ver en moest ik de joystick naar de andere kant bewegen.

Het was dus even wennen aan de gevoeligheid van het sturen en daarom maakten we de eerste tien minuten geen rechte lijn, maar gingen we vooruit in een zigzagpatroon. Uiteindelijk had ik het helemaal onder de knie en werd onze baan meer en meer een rechte lijn. Aanvankelijk stond kapitein Maarten achter het werkelijke roer om te kunnen ingrijpen als ik de controle verloor, maar na een tijdje zag ook hij in dat ik alles onder controle had en vertrouwde hij mij genoeg om achter het roer vandaan te komen.

De zeilreis in het algemeen was een iconische en unieke beleving voor mij, maar het besturen van de massieve zeilboot met mijn rechtervoet was iets heel anders.  Het gevoel dat ik had, was niet te beschrijven en ik was er zeker van dat ik dat gevoel nooit meer zou ervaren in dit aardse leven.

 

De sportweek was bedoeld om ons te laten zien dat we ook buiten school mogelijkheden hadden om te sporten, maar persoonlijk had ik veel meer bijgeleerd over mijn zorg. Het kamp werd georganiseerd door studenten Lichamelijke Opvoeding en Verpleegkunde. Onze leerkracht LO ging wel mee, maar het was de bedoeling dat we geassisteerd werden door de studenten zelf. De studenten kregen op voorhand de namen door van de deelnemers voor wie ze die week verantwoordelijk zouden zijn. De meeste deelnemers kregen twee studenten, maar voor mij waren ze met vier. Weken ervoor had ik gezegd dat ik graag zou hebben dat mannelijke studenten mij zouden helpen als dat mogelijk was, vooral bij het wassen en omkleden. Dat was geen probleem. Ik kreeg twee vrouwelijke en twee mannelijke studenten die mij zouden helpen. Toen we ter plaatse aankwamen, maakte ik kennis met Vivi, Gerda, Pieter en Haroun. Pieter en Haroun zouden instaan om me te douchen en me te helpen om in bed te geraken. Vivi en Gerda zouden me overdag begeleiden en eten geven. Deze mensen kenden mij niet en dus hadden ze vragen over hoe ik wou dat iets gedaan werd: hoe moesten ze mij douchen? Wat wou ik aandoen? Moest mijn t-shirt in mijn broek gestopt worden? Hoe moesten ze mij eten geven? Hoe groot moesten de happen zijn? Hoe moesten ze de lepel in mijn mond steken? Wat wou ik drinken? Hoe wou ik drinken? En zo stelden ze nog een honderd vragen die week. We hadden natuurlijk veel gesport, het was vrij intensief. Maar toch is het zorgaspect me meer bijgebleven. Ik had veel geleerd over mezelf. Ik had meer inzicht gekregen hoe zwaar mijn zorg was. Dat was niet confronterend, maar eerder een goede ervaring die mij in de toekomst zou helpen in te schatten waar ik allemaal hulp bij nodig had. Die week voelde ik echt dat ikzelf de volledige controle had, in het kader van zorg dan. Het was vermoeiend, maar het was wel een meerwaarde om te weten dat ik die capaciteit had.

 

bottom of page